6 oktober 2021
De Koloniën van Weldadigheid: Werelderfgoed dat verrassend actueel gebleven is
UNESCO Werelderfgoed
Op 26 juli 2021 werden de Koloniën van Weldadigheid in het Drentse Frederiksoord, Wilhelminaoord, Veenhuizen en het Belgische Wortel uitgeroepen tot UNESCO Werelderfgoed. Het sociale experiment, dat aan de basis ligt van deze ‘pauperkolonies’ is niet alleen bijzonder, maar ook verrassend actueel. Want wat kun je eigenlijk doen tegen armoede en hoe ga je om met mensen die de gevangenis in moeten? De geschiedenis van de Koloniën van Weldadigheid is een uitstekende aanleiding om je leerlingen aan het denken te zetten over misdaad, straf en zorg voor mensen die het minder hebben.
De Koloniën van Weldadigheid
Project tegen de armoede
De Koloniën van Weldadigheid worden vanaf 1818 opgericht, als experiment om de armoede tegen te gaan. Begin 1800 is de werkloosheid in Nederland enorm en verarmde mensen zijn afhankelijk van liefdadigheid. Generaal Johannes van den Bosch richt de Maatschappij van Weldadigheid op, om deze mensen een nieuwe toekomst op het platteland te bieden. Hij koopt onontgonnen gebieden in Drenthe en België op en sticht er ‘pauperkolonies’. Daar worden duizenden mensen ‘opgevoed’, tot brave en hardwerkende burgers. Er is verplicht onderwijs, maar ook orde, tucht en dwang.
In Frederiksoord en Wilhelminaoord krijgen nieuwe kolonisten een huisje met lapje grond. Wie niet op het land kan werken, kan terecht in de fabrieken waar kleding en andere benodigdheden worden gemaakt. Kolonisten staan onder streng toezicht. Wie één van de vele regels overtreedt krijgt straf. Op ongehoorzaamheid en luiheid staan flinke boetes en maar al te vaak worden kolonisten naar Veenhuizen gestuurd. In de onvrije kolonie Veenhuizen heerst een nog strenger regime. In het dorp staan drie grote gestichten, waarin - naast gestrafte kolonisten - wezen en bedelaars worden opgesloten. Wezen worden met harde hand opgevoed en bedelaars en landlopers worden onder dwang aan het werk gezet.
De start van de verzorgingsstaat
De Maatschappij van Weldadigheid houdt het niet lang vol. Het idee dat je mensen kunt opvoeden en dat armoede verdwijnt door iemand aan het werk te zetten, komt al snel in aanraking met de realiteit van oplopende schulden, achterblijvende opbrengsten en mensen die niet mee kunnen komen. In 1859 gaat de Maatschappij failliet en neemt het Rijk de boedel over. In Veenhuizen maken de wezen plaats voor criminelen. Het dorp groeit uit tot een van de buitenwereld afgesloten strafkolonie. Tegenwoordig is het dorp vrij toegankelijk, maar er zijn nog steeds meerdere gevangenissen in bedrijf.
Het leven in de Koloniën van Weldadigheid was hard en onvrij; ook voor de mensen die uit vrije wil waren gekomen werd bepaald hoe ze moeten leven. Maar het was ook de eerste keer in de Nederlandse geschiedenis dat er iets gedaan werd om de positie van armen structureel te verbeteren. In de koloniën werd geprobeerd om zelfredzaamheid te stimuleren, met werk en onderwijs. Daardoor zouden mensen niet langer afhankelijk zijn van liefdadigheid. Met die gedachte staan de Koloniën van Weldadigheid aan de wieg van onze moderne verzorgingsstaat.
Bron beeld: gevangenismuseum Veenhuizen