Een spannende sprong in het taalbad!
Expert aan het woord ... Vakdidacticus Sebastiaan Dönszelmann
“Als leraar schep je een taalbad. Daar leer je je leerlingen in zwemmen.”
In een goede taalles gebruik je de doeltaal. Tijdens de les Frans spreek je veel Frans en in de les Duits veel Duits. Logisch, toch? In de praktijk blijkt dit een flinke uitdaging. Vakdidacticus, trainer en docentenopleider Sebastiaan Dönszelmann deed onderzoek naar effectief doeltaalgebruik en promoveerde op het thema.
Zijn bevindingen worden toegepast in de 6e editie van Grandes Lignes De volledige manuscripten worden door hem meegelezen en van feedback voorzien op inzet van effectief doeltaalgebruik.“ Als leraar schep je een taalbad. Daar leer je je leerlingen in zwemmen.”
Net als met leren zwemmen
Dus, je laat het taalbad flink vollopen en dan kunnen leerlingen lekker aan de slag? Het risico is natuurlijk dat je het taalbad té vol laat lopen. “Dat maakt soms dat docenten het bad helemaal niet meer vullen,” zegt Dönszelmann. “Ze denken dan algauw: 'Het gaat mis zodra ik de doeltaal gebruik. Dan schrikken mijn leerlingen zich wild'. Dus beperken ze het doeltaalgebruik tot enkele spreekoefeningen en gaat de rest al gauw in het Nederlands.”
Belangrijk is het effectief toepassen van de doeltaal. “Het is net als met zwemles. Als je watertrappelt en je uiterste best doet niet kopje onder te gaan, dan is er weinig ruimte over om iets te leren. Dus moet je óf het bad minder vol maken óf je leerlingen soms uit het water halen en overschakelen naar het Nederlands. Dat moet echter geen vrijbrief zijn om alléén maar Nederlands te gebruiken. Nederlands gebruik je, net als de doeltaal, als leerinstrument.”
Bouwen aan het basiscorpus
Ook beschikbare tijd is een belangrijke factor. Dönszelmann herkent de spagaat waarin docenten zich bevinden: ze willen graag méér dan leerlingen alleen voor de eerstkomende toets te laten leren maar daar is niet altijd ruimte voor. Dus wat kun je wél doen? Belangrijk is om je klas niet te overvoeren. “Als je leerlingen 1000 woordjes laat leren, zullen ze er aan het einde van het jaar ongeveer 250 hebben onthouden. Maar als je ze 500 woorden leert en deze uitvoerig oefent en herhaalt dan onthouden ze ongeveer 400 woorden,” vertelt Dönszelmann.
Ook ingewikkelde onderwerpen als grammaticaregels zijn volgens Dönszelmann goed uit te leggen in de doeltaal. Dat geldt voor elk niveau, van VMBO tot VWO. Het belangrijkste is om de context simpel te houden, al is dat soms behoorlijk ingewikkeld. “Dat betekent dat je klas een basiscorpus aan woorden moet kennen, waarmee jij -bijvoorbeeld- de gebiedende wijs kunt uitleggen. Het is de kunst dat je de omgeving van wat je wilt uitleggen zó eenvoudig maakt dat wat je wilt uitleggen genoeg aandacht krijgt. Ik ken docenten die met een set van 200 woorden bijna alles kunnen uitleggen.”
Wat je als docent in elk geval kunt doen is routines in je les inbouwen, adviseert Dönszelmann. “Welke woorden wil jij je leerling leren binnen jouw doeltaalgebruik? Welke standaardactiviteiten kun je inbouwen waardoor die woorden vaak terugkomen? Dat is hoe je het basiscorpus op gaat bouwen.”
Kinderen begrijpen het heel goed
Natuurlijk vinden leerlingen doeltaalgebruik vaak lastig. “Maar kinderen begrijpen heel goed waarom je het doet” zegt Dönszelmann. “Als je ze ernaar vraagt zeggen ze eigenlijk allemaal: 'je moet het in de doeltaal doen, maar ik vind het niet altijd leuk'.” Daarom is het belangrijk om met je leerlingen te praten over je aanpak. “Je leerlingen bewust maken helpt ontzettend bij het leren. Bovendien kun je van alles doen om het leren leuker te maken. Als je het taalbad ijskoud maakt en heel diep met veel golven zullen leerlingen zeggen: ‘Dáár heb ik geen zin in'. Maar je kunt ook een lekker lauw bad maken, met wat diepteverschillen, waarin je allerlei leuke oefeningen kunt doen.”
Ook van belang is de sociale component: les hebben in een klas, samen met andere leerlingen. “Heel veel taal valt het beste te leren in interactie, waarbij mensen betrokken zijn,” geeft Dönszelmann aan. “Ik ben geen tegenstander van individuele taken, maar om te leren interacteren in een werkelijkheid met mensen, heb je mensen nodig.”
“We leven de hele dag met taal,” vertelt Dönszelmann met aanstekelijk enthousiasme. “Taal is wie je bent, het zijn de voegen die ons bij elkaar houden.
Een spannende sprong in het taalbad
“We leven de hele dag met taal,” vertelt Dönszelmann met aanstekelijk enthousiasme. “Taal is wie je bent, het zijn de voegen die ons bij elkaar houden. En of het nu over je moedertaal gaat of over een andere taal: als je je realiseert dat alles om je heen talig is, dan merk je pas echt wat taal binnen onze samenleving betekent. Of het nu gaat om verbazing te uiten, om je eerste sollicitatiegesprek, om enthousiasme, of om ergernis omdat iemand iets doet wat niet kan: het is allemaal taal, en vreemdetalenonderwijs helpt leerlingen heel gemakkelijk daar bewust van te raken.”
“Ik denk dat je als talendocent de taak hebt om leerlingen dáármee groot te brengen. Dat betekent dus die spannende sprong wagen in het taalbad. Ook al heb je niet alle middelen ter beschikking en ook al gaat het niet intuïtief; léér te duiken. Het is haast een drama-oefening. Man, kunnen kinderen dáár een boel van leren,” sluit hij stralend af.